20 okt 2012

Heiligkreuz dag 1


Langs drukke snelwegen en trieste doorsnee baanrestaurants, donkere parkings met vrachtwagens en chauffeurs met scheermessen in openbare toiletten, een stuntelige en nauwelijks begrijpbare lifter die aan de benzinepomp vraagt om mee te rijden richting ItaliĆ«... twaalf uur moest ik door de regen rijden om mezelf terug te vinden. Opstaan in het midden van de nacht had iets heimelijks, alsof ik plots in het geheim besliste om de stad en haar gevolgen te ontvluchten, merkbaar in mijn gedrag, gedachten en lichamelijke houding opnieuw nauw toelopend naar de bekende dode hoek, moest dit echter niet door zelfkennis reeds acht maanden geleden beraamt zijn. Ik vond de berghut op het internet, de laatste tweehonderd meter was niet meer te bereiken met de auto, een steenkachel en een beddenbak met dons in Heiligkreuz, op het einde van het Langtal, een zijdal van het Binntal, de Saflischbach stort naast het lorkenhouten huis uit 1700 over de rotshelling neer en voorziet het van drinkbaar bergwater. Het duurt twee uur alvorens de platen graniet opgewarmd zijn en ik kruip heftig rillend en onderkoeld het bed in. De eerste morgen met muesli en koffie brengt redding en met de berkenhouten wandelstok begin ik mijn beklimming, voel onmiddellijk dat mijn poriĆ«n zich openen, zweet plakt mijn trui op mijn rug, datzelfde zweet dat me het laatste jaar plots terug overvalt en me onzeker maakt als ik dans, gasten ontvang in mijn gastenkamer of een onverwacht gesprek aanknoop met iemand anders, net zoals toen ik vijftien was en enkel maar het idee aan mijn aanwezigheid tussen mensen in een beperkte ruimte of stilzitten me angstzweet bezorgde en naar adem deed snakken. Is dit het moment om te aanvaarden dat ik de natuur nodig heb om te leven, geen park, plantsoen of zielig Vlaams natuurgebied met zijn grenzen, maar machtige bergen, lorken die verkleuren van donkergroen naar het mooiste goud, amber hars dat druipt uit spechtgaten door hun verschrompelde huid, naar hamers op staal klinkende, honderden meters lange steengraten hoog boven in de lucht, grillig en scherp als pijnlijk roestige zaagsneden in metaal, trossen kleine, harde rode bessen tussen doornen die het zicht op de Breithorn omkransen? Ik word dronken van de zuurstof en klim hoger en hoger, voel dat mijn hersenen weer wakker worden geschud, ze verklaren wie ik ben als ik het wil horen. "Het goddelijke omringt mij", zegt de innerlijke stem die me nooit verlaat. Op zo'n moment vind ik het dan ook fijn om weer tegendraads te zijn en te bedenken dat het goddelijke misschien juist niet schuilt in de natuur  of het zielige beeld van een almachtige vaderfiguur maar net in het loslaten van de trage, miljarden jaren durende evolutie en natuur. Misschien zijn we als mens wel bedoeld om verder te denken, ouderwetse evolutie te verlaten en schuilt 'god' in een andere ruimte en tijd, intenser, vrijer, nog boeiender en uitdagender dan deze bergen vol mineralen of obligate onderwerping. Ik kan en mag weer vrij denken en onderzoeken, dus komt inspiratie. Ik gebruik het uitzicht tegenover mij: de stalen vakwerkpilonen van de kabelbaan die het kraftwerkgebouw beneden verbindt met het hogergelegen onzichtbare stuwmeer, de onuitputtelijk bron naast het huis die de halve boomstam vult, gekletter en stroom, zachte naalden op knap erts. Mijn vlucht? Misschien, en misschien ook weer niet. Het zou ook kunnen dat dit mijn thuis is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten