Herkenrode abdij en de Japanse tuin, twee uiteenlopende werelden, de eerste in volle restauratie, de tweede in volle verval, beiden visueel ruwweg 17e eeuws, rosse koeien tussen appelbomen of rechte granietlijnen gevuld met witte kiezels, van de omgeving afgesloten norse gebouwen met hun rug naar de wind of cederhouten vederlichte schuifpanelen afgewisseld met rijstpapier en grote ramen die de tuin als een gebalde en verfijnde wereldvisie tot in het centrum van de woning brengen, een louter utilitair agrarisch landschap tegenover de doorgedreven bedachtzaamheid der schoonheid, utilitair voor zover de menselijke ziel er beter van wordt. Het eerste wordt gekoesterd, het tweede kwijnt weg onder vlaamse onweerswolken, de rododendrons zien geel of hebben hun bladeren verloren, een verrotte stronk forsythia met enkele twijfelende scheuten, de omgekapte blauwe regen en de verminkte kerselaars naast het stromende water weerspiegelen ons gevoel voor extreem snoeiwerk, het ruikt naar vocht in het Japanse huis zonder bewoonde ziel. Maar met mijn fantasie slaag ik er in om te vergeten dat ik in het lelijke Hasselt ben, het regent en de snelwegen razen vlakbij, dag en nacht onder een oranje gloed die het omliggende landschap omtovert tot een maanbasis met gesloten rolluiken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten