
Zijn hart klopte met ondertussen aanvaarde ritmestoornissen heviger dan overdag, de pillen maakten hem dronken en de kamer met de afmetingen van een perfecte kubus was zijn nachtelijke cel waarin negatieve gedachten vrij spel kregen en pas verdwenen bij het opkomen van de zon. De nacht was onverbiddelijk en probeerde hem steeds opnieuw in te lijven in een onzichtbaar leger van verloren zielen, projecteerde gebeurtenissen uit het verleden in zijn hoofd, sterkte ze aan zodat alle positieve kracht als verwaarloosbare ideeën werd opgezogen uit dat kleine pakket hersenen, beïnvloedbaar en fragiel maar toch zo gewelddadig en machtig, om vervolgens op te lossen in de zwarte stroom die via het kleine raam de kamer, de smalle, lange, hoge gang invloeide. Onrust was zijn vijand en vriend, liet hem 's nachts inwendig huilen als een roofdier, verbood 's morgens uit te slapen en schakelde overdag zijn gedrag in een hogere versnelling opdat de handeling, aangenaam of niet, snel achter de rug zou zijn. Die snelheid was de gestimuleerde ziekte die genieten verhinderde. Wakker liggen was in die benadering geen optie en aangeleerde angst, zoals het op hol laten slagen van de fantasie, kan vreemd genoeg dan ook weer ingeschakeld worden om de slaap te bevorderen, hoe raar dat dan ook mag klinken... geschuifel net aan de andere kant van een tentzeil, staren naar een raampje boven de bruine wc-pot dat uitgeeft op een andere wereld, rottende bladeren en dennenkruinen waar de wind door suist, kijken naar een kier in de gordijnen, lege ruimtes tussen knoestige stammen en takken, kinderangsten die hij koesterde en archiveerde in zijn hoofd om de grote dreiging het zwijgen op te leggen, als overlevingstactiek. Hij lag op zijn rug, staarde naar het plafond. Moeizaam was het rijden op de fiets door deze verlaten stad, een verroeste auto wierp hem brutaal omver, de familie met verbeten monden reed rustig verder. Op de markt verkochten trollenvrouwen zelfgebreide mutsen, truien, rozebottelsoep en toast met gebakken ui, koffie in grote blikken thermossen stond uitgestald op de morsige tafels terwijl het zacht begon te regenen. De vriend die hij ging bezoeken werd vorige week door vier jongeren verrot geschopt na een nachtje uit, hield er een trauma, gebroken tand en gebarsten ribben aan over. Hij kookte voor hem lasagne en dronk er een glas Franse witte wijn bij, beluisterden op de platenspeler bij een geïmproviseerd haardvuur in het midden van de donkere kamer Karlheinz Stockhausen, ...Verwandle ein Ereignis bis zur Unkenntlichkeit...', 'transformeer een gebeurtenis tot deze onherkenbaar wordt...' Hij kreeg het koud en probeerde de slaap te vatten door zijn ademhaling regelmatig te maken, zijn geraamte te overlopen beginnend bij de voeten, via de benen naar het hoofd en hoorde nog net hoe een sms kwam binnengelopen. Langzaam ontwaakte hij uit die diepe, onrustige coma, opgelucht verlost te zijn van de misselijke droom waarin hij dronken zijn huis zocht, op weg vanuit dat obscure café naast het kanaal, te voet door de schemerstad. Hij liep zonder schoenen, de jas van een vreemde aan, de verkeerde gsm in de zakken, tas gestolen en nog lang niet in de buurt. Rondom hem liepen mensen die zomaar wat leken te slenteren. Traag kroop hij het bed uit en sleepte zich naar de badkamer, bekeek het verrimpelde gelaat dat hem dom aanstaarde in de spiegel, probeerde de rug te rechten en gluurde door het venster naar de zware grijze lucht. Het was één van die dagen dat niks zou lukken, dat iedereen het op hem gemunt zou hebben en ontevredenen aan de macht kwamen. Terug sluipen onder de bezwete lakens was op dat moment een optie maar de plicht riep, het aangeleerde schuldgevoel triomfeerde. Honger, dat had hij niet echt op dit moment, en alhoewel de nieuwe toaster stond te wachten op zijn eerste snee, hield hij het bij de kom kleffe brij ontbijtgranen. Slappe kartonnen schilfers gedrenkt in lauwe melk en een tas zwarte koffie. Alsof het niet erger kon, rook hij in gedachten de walgelijke koffiegeur in de kelders van het college, dampend uit de grote inox ketels met tapkraan op de behangerstafel. Die duistere periode, stilzittend op schoolbanken tussen andere puisterige pubers, luisterend naar de onmenselijke leraar wiskunde die beweerde dat zijn vak pure poëzie was, buiten de met betonnen dals geplaveide binnenplaats waar tijdens vastgelegde tijdstippen de onwennige leerlingen stoer stonden te doen tegenover elkaar, zonder enige dromen of toekomstplannen, klaargestoomd om punten te produceren. Op de eerste schooldag was er steeds opnieuw de drang om de brandladder op te klimmen om zich onder veel vertoon naar beneden te storten, midden in het kransje zelfingenomen leerkrachten dat droomde van hun pensioen en een buitenhuisje in de bossen tussen de stad en de grens. Misschien kon koud water hem tot positieven brengen, en als doorschijnend kadaver kroop hij achter het kleffe douchegordijn. Met wat overschoot van een stuk klonterige zeep schrobde hij zijn huid en hoopte op die manier de dag beter te kunnen starten. De ruwe handdoek vervolledigde het ontvelproces en liet hem enigszins opgekikkerd achter in het midden van de gebarsten badkamervloer. Op dat moment ging de telefoon, naakt spoedde hij zich door de smalle gang naar de enige andere kamer van zijn appartement, nam af en vernam de dood van de familie Gornicka. Leven in deze stad was leven in het verleden. Verhuizen, een nieuw leven beginnen op een verse plek met de natuur als bondgenoot leek hem wel wat... verrek! Al negen uur, in het café Les Mines zat een vertegenwoordiger op hem te wachten die hij de vorige week ontmoette en hem een baantje had beloofd. Iets met de verkoop van gebruiksvoorwerpen gemaakt van gesmolten autobanden, nieuwe auto's werden hier niet meer aangekocht wegens te duur. Even snel bellen, de alles-organiserende secretaresse knibbelde droogjes dat hij de afspraak had gemaakt, dus moest hij dit dan ook maar afhandelen. Snel een glas antioxidanten en de fiets op richting werk. Diep binnenin voelde hij echter dat het niet meer fout kon, hij had een plan, zijn leven zou veranderen! Een echte ommezwaai die de resterende jaren zouden verzachten van hel naar vagevuur, of als het enigszins kon tot hemel, zijn hemel zonder indringers. Wat hij toen niet wist was dat anderen in zijn plaats voor nieuwe wendingen gingen zorgen, want zo gaat dat meestal, je zit in een doodlopende straat en je krijgt onverwacht je ontslagbrief, er verschijnt iemand in je leven of je wordt aangereden door een dronken chauffeur die dacht dat je een glascontainer was. Gedaan met de schijnmens in hem die denkt te leven in een omgeving die misschien helemaal niet de omgeving is die hij zich verbeeldt, gedaan met mensen rondom hem met hun spel van testen en proberen, om te zien hoe hij reageerde, hopend op het laten vallen van een steek om hem dan kort en genadeloos af te kunnen maken. Gedaan met het veilig spel, geen risico's nemen en het leven aan te passen aan dat van de grijze massa om niet op te vallen. Hij kon de slaap niet vatten, zette zich een tas Salie-thee met heidehoning, en maakte een lijst van spullen die hij zeker zou meenemen, de laptop uiteraard, een T-shirt en broek, Dafalgan tegen de onvermoeide hoofpijnen die op de meest ongelegen momenten zijn hersenen opbliezen tot dramatisch gespannen worsten, papieren waaronder het paspoort met de verouderde foto, waarop hij leek op Erin Brockovich na een geslachtsoperatie. Een vliegtuigticket booken was overbodig vermits zijn vliegangst hem belette nog één voet te zetten in een luchthaven, broeihaard van controles, doorlichtingen, piepende verklikkers en achterdochtige douaniers. Hij slaagde er steeds in om door zijn nerveuze gedrag de aandacht te trekken van de luchthavencontrole, die in hem hun vangst van de dag zagen, hopend op een gouden onderscheiding. De enige verklaring leek het leren vest dat hij daags voordien tweedehands had op de kop kunnen tikken voor een gunstprijsje op Camden Market. Duidelijk teleurgesteld en zonder 'n woord van afscheid mocht hij uiteindelijk dan toch beschikken. Neen, hij zou de auto nemen, de oude Peugeot die sinds vorig jaar onder het flanellen laken stond te verkommeren in de garage achter de hoek. Ondertussen kreeg hij het koud en probeerde dan toch maar de slaap te vatten. Met enkele ademhalingsoefeningen en het overlopen van zijn lichaam probeerde hij zich uit te schakelen. Die morgen vernam hij het adres en het uur waarop hij werd verwacht, pakte alle spullen in zijn draagtas, scheerde het hoofd millimeter lang, knipte zijn baard bij en liet de ontbijtgranen voor wat ze waren. Enkele minuten later zoefde hij richting zuidoost, heerlijke electro die een trip op de autosnelweg perfect ondersteunde, waarbij omgeving en geluid tot een symbiose van geluk verworden. Rijden op de snelweg tegen 90 km/uur, Kraftwerk, de windmolens van Nike en de grote hoeveelheid blik rondom hem maakten hem opperst gelukkig, net zoals de geur van smeltend asfalt bij het zicht op een treinspoor naast de rotsen in Hastière. Hij noemde het zijn expo-gevoel, het 'Albert-valt-van-de-rotsen-moment', het blinde geloof in de vooruitgang en de techniek eigen aan de jaren '50, de mens onder begeleiding van heerlijk vlotwerkende radars zonder gevoel maar die het leven beter zouden maken met als ultieme einddoel de perfectie van de wereld, de kolonialisering van de ruimte, iedereen gelukkig. Maar daar kon hij zich op dat moment niet druk over maken, hij was vertrokken uit zijn migrantenwijk en was van plan om zich vol overtuiging in een nieuw hoofdstuk te gooien, wat er ook te wachten stond, er was niets te verliezen. Hij opende de fles en schonk zichzelf een glas in, stak een sigaret op ondanks hij gestopt was met roken, en schreef. Dit schrijven betekende niets, het maakte eerder deel uit van zijn zoeken naar een mogelijkheid om datgene weer te geven wat zich in hem afspeelt tijdens het doelloze verblijf in tijd en ruimte, dat hoogst individuele gebeuren, de zin van het leven dat ooit door zijn psychologe benoemd werd als geluk nastreven. En zelfs bij die uitleg had hij niet het gevoel dat dit verklaarde wat hij moest weten, datgene waarnaar hij op zoek was. Het boeddhistische klooster had hem op jonge leeftijd gecharmeerd, hoogstwaarschijnlijk als plaatsvervangende spiritualiteit nu de kerk niet meer die onschuldige en hartelijke thuisbasis was die hem een kaars in de handen duwde, omringd door anjers en fresia's, op weg naar het altaar waar het lichaam van Christus als kartonnen jeton in zijn mond werd geduwd, kauwen en doorslikken. Tussen 15 januari en 2 maart 1933 verscheen Onze-Lieve-Vrouw acht keer aan Mariette Beco als De Maagd der Armen in Banneux. Iets buitengewoons, in buitengewone omstandigheden. Het is al koud en donker. De tweede wereldoorlog staat voor de deur. In de duisternis verschijnt een licht. 33 maal, van 29 november tot 3 Januari, verschijnt ze aan 5 kinderen die uiteindelijk bijna allen stierven aan ziekte of ongeluk. Kleuterschool bij de zusters, klein kasteeltje, hij mocht eindelijk de ommuurde, geheime tuin in, verre tocht naar het spierwitte beeld onder de boom. Blauwe boshyacinten en meiklokjes in een opgeschoten grasveld. Alles leek toen fris en zoet. Dit diepgeworteld gevoel van zuiverheid blijft aanwezig. Dat niet te omschrijven gevoel van oorsprong, idealisme en 'alles-komt-goed-en-heeft-een-reden-patent'. Ondanks dit alles verplichtte zijn lerares hem vergiffenis te vragen aan het stomme Mariabeeld in de hoek van de kleuterklas omdat hij aan het ros haar van het meisje voor hem had getrokken. Alleen bleef hij achter in het lokaal voor het beeld, en kon zich niet overhalen om in discussie te gaan met een stuk plaaster. Hij ligt in een hotelkamer met kleine ramen en gefronste glasgordijnen en hoort in de verte vanonder de stijf gestreken, weeïg zoet ruikende lakens een niet al te zware motto die schakelt en optrekt, weer schakelt en verder optrekt op een kronkelende asfaltweg tussen de bergen, om langzaam weg te sterven, klimmend, nergens naartoe rijdend, terwijl de kerkklokken van een verder gelegen dorp de lucht doen trillen vol jubelende aanbidding. Hij voelt de oneindig lange dag klaar staan, het hotelontbijt, de wandeling startend voor de knalrode geraniums aan de voorgevel, via de spoorweg langsheen de steile rotswand met daar hoog, de gigantische madonna met uitgestrekte armen. Vanop het plateau kijkt hij uit over de kronkelende Maas die statig, glinsterend stroomt naar zee in zijn Belgische bedding van blauwe steen en rolkeien, niets anders meer. Dat en de zon. Moedeloos om de angst voor groen en natuur van de meeste mensen, bedacht hij zich niet liever te wensen dan dat zijn bamboe reusachtige afmetingen aannam, zijn tuin overnam opdat hij met een machette zou moeten inhakken om zijn tuinstoel te bereiken, oorverdovend ruisend in de wind, met zijn krachtige stengels de stad overnemend, het zicht op de lelijke achterkanten van huizen verachtend en als een flexibele bondgenoot zijn plaats inneemt in een maatschappij van middelmaat, zekerheden en beperkingen. De danseres begon bij het geraamte, de wervelkolom als begin van elke beweging, de ene beweging genereert de andere en onder het oplossen van begrenzing kon hij eindelijk ruimte innemen, met een durf die nieuw voor hem was, zelf constateerde hij dat anderen in paniek sloegen bij lichamelijk contact, zonder vertikale lijnen ertussen. De dictatuur van vrijheid in denken en handelen leek hem geen slecht idee en zat de ganse nacht te schrijven aan een denkbeeldig manifest dat hij de volgende morgen verscheurde, vanwege te absurd. Het maisveld lag golvend naast de Nete, wachtte om geoogst te worden, smeet zich in de wereld van de dans, pijnlijke spieren, wonden en kneuzingen om zichzelf levend te voelen, het achterhuis werd een plek vol beweging, de wereld leek nooit zo ver weg, herinnerde zich zijn moeder die op de plastieken stoel naast haar jongste zus zat, een Jupiler in de hand, de palletten knetterden vlammend de lucht in, de gensters vlogen als vuurvliegjes tussen de ranke zuilen van de populieren de lucht in. Ze luisterde naar de man die z'n job had opgezegd om zich te storten op het culinaire barbecuën. Voor zijn vader bleek de zin van die avond de auto's op de parking. De zon komt op rond vijf uur 's morgens, een kat krijst in de tuin, de zenuwslopende nacht loopt ten einde en lost z'n greep op z'n denken. Hij begreep waarom hij vertrok net op het moment dat alles goed ging. De grens overschrijden dat je voelt dat alles enkel nog maar sleur kan worden vraagt om een beslissing. Ingrijpende veranderingen vinden trouwens altijd plaats op onverwachte momenten, als je begint te twijfelen aan de zin van het leven of de vraag zich stelt hoe het verder moet. Zielig gespeeld en allesbehalve ontroerend, deed het hem denken aan amateurtoneel.