Dag na dag en toch niet helemaal, kikkers op plaatsen waar je het niet verwacht, familie zonder liefde. Niet kunnen huilen, razernij verstopt achter behang, oude taferelen met windmolens en herders, slappe koffie op een vermorst tafelkleed uit de jaren 60, de pijn die weggevaagd wordt achter vals handgewuif en zelfgelijk. De rivier stroomt recht door zwarte stammen, geluid zonder einde, het wordt stilaan donker, de uil is al lang gevlogen, de koninginnehapjes smaken wak en oud, de hoeve staat op instorten, de zon en de koude en de blauwe lucht maakten wakker wat vernield werd, de niet aflatende pijn van bedrog braken het decor af, koele pionnen tegenover elkaar, de barst in de antieke vaas werd meer en meer zichtbaar terwijl hij door het veld vol korenbloemen reed, het stuur krampachtig in de handen. Er bloeit geen roos op stront. Het antieke bed vol zelfgesponnen garen kraakte en zuchtte onder het voortdurende gedreun van geliefden, door het raam de opkomende maan. Streel mij, zacht, kus mij licht op de mond, vergeet wat telt en omarm de leugen. Laat water over mijn wangen stromen, bittere tranen om zo veel vals geluk. Twee spiegeleieren in een pan met toast, koffie in bed, de rug in zachte kussens gedrukt, zwarte gordijnen die zeggen waar het om gaat. Een paar schoenen, schijnbaar achteloos achtergelaten op het tapijt waarin ik mijn neus druk, de geur van zweet en wasverzachter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten