De stad zag mij niet staan, ik liep verloren tussen zielige flarden geschiedenis. Geld moet rollen of we zijn verloren, schoonheid heeft geen belang. Harde bakstenen en versleten houten kruizen gevuld met glas, schouder aan schouder, een ijzeren hek met punten rond een plantsoen, de horizon staat in brand, pretpark voor bezoekers. Tussen de kieren groeit hier en daar een idee, meestal jong en kleurig, de mus en de roodborst zijn alleen, een transistor in zwart en wit achter gesloten deuren. De stad is razend, laat zich op enkele plaatsen van haar lijf bevallig versieren met kant en roze licht, een taartje in een taartendoos passeert op weg naar de tafel met gekrulde benen. Pijlsnel rechte lijnen kris kras door het behang, een vergeten moment van zonet en straks, de gevangene wacht op z'n onthoofding en vraagt een laatste tas koffie achter dikke muren. Wat niet wegneemt dat de kassa blijft rinkelen onder oorverdovend gejuich ver weg, kleine kinderhanden stikken de zoom van mijn broek om en kruipen terug in hun kot.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten