





Zwaaien met de kacheldeur om de geur van brandend hout in huis te krijgen en dromen op een bank bij de namaakrotsen van de himalayaherten in de zoo gaven de doorslag: In Kandersteg rijden we de auto op de verroeste wagons die ons door de pikdonkere, 15 km lange Lötschbergtunnel het verleden in schieten, het ongerepte, niet toeristische Lötschental, waar het oudste lorkenhouten huis van hooggelegen, uitgestorven Weissenried ons een week zou toelaten rond zijn houtgestookte steenkachel. Het door lawines geteisterde verleden sluimert er ongemerkt tussen maanbeschenen rotsgebergte onder felle sterrenlucht, de gletsjer in de verte roerloos het dal in starend als de kop van een nog hoger gelegen, de bergwereld overheersend vriesmonster. Eén foute stap en men gaat de diepte in, onder luide schreeuw, doodsangst in holle ogen, als donkerte verrast op het 2016 sneeuwhoge smalle pad, 400 meter dalend op de tast, Tschäggätä's met afzichtelijk verwrongen houten maskers bij het in paniek verlaten planken Fafleralp-hotel met ijsgroene luiken en dichtgetimmerde ramen."Zeit ist keine Autobahn
zwischen Wiege und Grab
sondern Platz zum Parken in der Sonne"
leest men, nietig en klein op de bank midden in het lawinegebied tussen Blatten en Kühmatt, de Bietschhorn (3934) in confrontatie, hoog, hoger, hoogst tot in oneindige stilte en eeuwigheid. De gemzen lopen vertikaal de rotswand op, es müssen Steine der Anstosses an unserem Lebensweg liegen, damit wir aus dem Schnitt der Gewohnheit gerüttelt werden, Marinus Ritler en zoon Wendelin, uit de sneeuwmassa gered, treuren om familie en huis, ook als in de lente de zon de laatste sneeuw doet smelten. 15 minuten donker geschud onder miljarden tonnen mineralen en steen zet ons terug in Kandersteg, doet ons knipperen met de ogen, op weg naar een andere plaats 'zum parken' in de zon.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten