
En toen was er de zonderlinge constatatie dat ik een probleem heb met glazen wassen, vet gewolkt volgens de gemaakte draaibewegingen of, mede door toedoen van mijn burgerlijke stand, herleid tot zielig gebarsten vitrineglas, behoedzaam tastend naar de vlijmscherpe splinters op de bodem van het lauwe sopwater. Zelfs het aandachtig doorlopen van de vereiste stadia, heet proper water mét detergent, een brandschone keukendoek en het wollig opwrijven van de fragiele kelkjes, wekken de onrustige angst op te verzanden in tijdsverlies en nutteloze scherven, het wazige silicium snel de kast in schuivend, waar het in duister gehuld wacht op een ander die, ze monsterend tegen het bleke keukenlicht, zich bevraagt hoe het zover is kunnen komen. Glas is de koele minnaar die vraagt om eindeloos gewreven te worden, betast en gekoesterd, steeds opnieuw, tot de trouwring er een einde aan maakt, en uiteenvalt in stukken versplinterde herinnering aan perfecte transparantie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten