
In de stad slaat éénzaamheid genadeloos toe. Tussen een massa winkelende lijven, in de zetel op een gemiddelde afstand van drie meter, een muur of vloerplaat als onderlinge grens, gedachtenloos starend naar de horde krijsende kinderen in de ergonomische speeltuin. De verbazende afwezigheid van dit gevoel langs de zandweg tussen drie schijnbaar desolate huizen of verkavelingsbaan wordt dan weer achterdochtig afgekeurd door het ontwaakte opritfossiel, de hoek van het glasgordijn verschuift, de onzekere hand die zonet met het vodje triest papier de uitgezakte aars veegde blijft anoniem. Eénzaamheid wordt misbruikt door angst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten