Ik word wakker in Berlijn, dat alleen al is een fijn gevoel. Het sneeuwt, overgaand in miezerige regen uit de grijze lucht, sta op en rook een sigaret buiten op het kleine terras waar twee mezen mij gezelschap houden en nieuw nestmateriaal pikken uit het oude deken dat er ligt. Een kleine tas straffe koffie geeft me energie en haalt me uit mijn slaap. Het doet deugd om even afstand te nemen, ik besef alweer dat het één van de grootste noodzakelijkheden is in het leven, eigenlijk het tegenovergestelde van wat gangbaar is: verzamelen, houden, verbinden, bezitten, controle en de daarmee gepaard gaande afhankelijkheid. Diegene die ik dacht te zijn ben ik misschien niet, is de meest voorkomende gedachte hier. Wat heeft bepaald dat ik sommige eigenschappen als identiteit accepteerde? De onrust in mij die ik niet kon verklaren zou misschien wel eens te maken kunnen hebben met het domme idee dat niets doen niet loont, dat er altijd een resultaat verwacht wordt na alles wat ik doe, zoals het studeren zelf niet belangrijk was dan wel het rapport nadien, of het onbegrip van mijn vader toen ik vertelde dat ik naast mijn job van architekt avondschool schilderen ging volgen aan de Academie te Antwerpen, omdat dit totaal nutteloos zou zijn en een cursus ingenieur slimmer zou zijn, of mijn eigen ingeprente idee dat ik pas geliefd zou kunnen worden als ik perfect zou zijn, vol enthousiaste plannen en vooruitzichten, misschien zit mijn oudste broer die walgde van mij er voor iets tussen wat maakte dat ik blij was te vertrekken thuis, zelfs diepgewortelde, natuurlijke doodsangst is een aanleiding tot onrust. Misschien doet daarom gewoon neerzitten op een stoel zo'n pijn. Daarom maak ik voor deze dagen geen planning op, slenter wat rond, eet taart en drink koffie en rook mijn sigaretten. Na 51 jaar laat ik het mij toe, even nutteloos zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten