





de architect schreef poëzie met muren, glas en leegte, midden de hoge beuken, twee forse dennen houden hem niet toevallig gezelschap, binnen palmen assemblages de ruimte in, soms bedroefd om wat verloren ging maar steeds de herinnering koesterend aan vakmanschap, handwerk, steenbakkerij of materie, buiten loopt een uitbundig sixties meisje haar ongeluk tegemoet terwijl de oude demente vrouw verloren staart tussen herfstbladeren. De steunbalken laten met tegenzin de zon door en leunen af en toe tegen elkaar onder invloed van de stormwind, het geluid van staal kerft in het desolate siergrasland en schudt de ingedommelde massa wakker, voor wie het horen wil, wie zoekt die vindt, staat plots verbaasd voor een gigantische, lachende worst in een polyester toekomst terwijl de ander dom uitroept: "dat kan ik ook".

Geen opmerkingen:
Een reactie posten