Het vreselijke dorpscentrum met z'n pastiche architectuur, clubs, tuinmeubelen, druk verkeer en onbestaande stedenbouw ligt al achter ons, een grote nieuwe parking ligt naast de baan, het oude café werd vervangen door een onbeschaamd lelijke nieuwbouw, de oude inkomdeur staat zielloos en geamputeerd los in een nieuw aangelegde siertuin van het lijn-weg-klinkervak-invullen-haag-gesnoeide dakplataan-ronde lichtbollen op een paal-soort. Aan de andere kant van de weg ligt een andere tijd, rechte dreven geflankeerd door eiken, linden en beuken, de abdij, een hoeve met brandhout, zuurzoete brem met op de achtergrond een kromme oude den, frisse varens schieten enthousiast door de bosbes struiken, de geur van rottende bosgrond brengt heimwee naar mijn kindertijd. Tussen twee gemetste posten, verstopt tussen opgeschoten rododendrons, volgen we het stijgend aangehard zandpad en staan voor de maagd, omzoomd door meiklokjes, verder door viel een vrouw van haar paard en stierf er in 1964, de monsterlijke dekstier wordt bestegen door de koe terwijl ze kakt, fijne boterbloemen naast de weg.
Ik hou van kastanjebomen.
Ik hou van kastanjebomen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten